Als de dag van gisteren herinner ik mij een kamergenoot uit militaire dienst, een levendige Amsterdammer. Met grootse gebaren en in een stortvloed van woorden probeerde hij mij van mijn geloof af te brengen. Inmiddels zijn we ruim vijfentwintig paasfeesten verder. Het is hem niet gelukt.
‘Bert jongen,’ ratelde hij in een zwaar Amsterdams accent, ‘je kunt net zo goed geloven in een bosje gladiolen. De wens is de vader van de gedachte, wishful thinking. Je houdt jezelf voor de gek met dat geloof in God. Wanneer je maar sterk genoeg gelooft in die God van jou, dan wordt Hij vanzelf voor jou de waarheid, jouw waarheid. Voel je hem? De kracht van het positieve denken. De waarheid is subjectief.’ Triomfantelijk keek hij me aan.
Ik zweeg…
Wanneer jij gelooft dat die gladiolen jou geluk geven, beschermen en bewaren voor wat voor kwaad dan ook, dan zul je naar verloop van tijd gaan veronderstellen -gaan geloven- dat het allemaal nog waar is ook. Echt Bert, het is allemaal psychologisch te verklaren. God bestaat niet en Jezus evenmin. Hij bestaat alleen in jouw hoofd.’
Maandenlang heb ik met deze sympathieke Amsterdammer opgetrokken, maar zijn argumenten verpakt in zijn vermakelijke accent en retoriek konden mij niet overtuigen.
Ik wéét namelijk dat God er is! Niemand praat dat uit mijn hoofd. Het punt is namelijk dat God zich alleen laat zien aan die mensen die in Hem geloven, die voor Hem willen buigen. Voor anderen blijft Hij onzichtbaar, verborgen. Ik weet, merk en voel dat God er is – in mijn hart. Dat heeft niets te maken met eigenwijsheid of de kracht van mijn denken, of met psychologisch verklaarbare verschijnselen. Het geloof in God rust namelijk niet op geloofservaringen of op gevoel, maar rust op het objectieve historische feit dat Jezus gestorven is aan een kruis en na drie dagen weer is opgestaan uit de dood! Jezus lééft!
God laat zich ‘zien’ aan mensen die geloven in zijn Zoon Jezus.
Ook aan Amsterdammers…
13-04-2009
133