Iemand die pas bekeerd was, zei tegen zijn voorganger dat hij bereid was, alles wat hij had aan de Heer te geven. Om heel praktisch te blijven, zei hij: ‘Dominee, als ik vijftig varkens had, zou ik er vijfentwintig aan de Heer geven’. De voorganger antwoordde: ‘Dat is mooi van je. Als je er dertig had, zou je er dan vijftien aan de Here geven’? ‘Natuurlijk’ was het antwoord. ‘en als je er tien had, zou je er dan vijf aan de Here geven’? ‘Dat zou ik zeker doen’. ‘En als je er twee had, zou je er dan één aan de Here geven’? ‘Nee dominee, dit kunt u niet van me vragen, want u weet dat ik maar twee varkens heb’?
Paulus zegt over het geven: ‘Wie niet veel geeft, zal ook zelf niet veel ontvangen.Een boer die weinig zaait, zal maar weinig oogsten; maar wie veel zaait, zal ook veel oogsten. Ieder moet voor zichzelf uitmaken hoeveel hij zal geven. Dwing niemand iets te geven, want dan doet hij het met tegenzin. God houdt ervan dat u met een blij hart geeft. God geeft zijn genade in overvloed, zodat u niet alleen zelf alles krijgt wat nodig is, maar het ook royaal met anderen kunt delen’ (2Kor.9:6-8, Het Boek).
19-12-2010
132