Ik groeide op in een christelijk gezin, leefde heel braaf, ging tweemaal per zondag naar de kerk en als er iets te collecteren viel, meldde ik mij aan. Dat was toch goed? ‘Bekering’ was iets voor mensen buiten de kerk, voor criminelen, die in brave kerkmensen moesten veranderen.
Tot op een dag de indringende vraag tot mij kwam van de voorganger: ‘Ben jij een kind van God’? Mijn antwoord luidde: ‘Ik ben gedoopt en lid van de kerk’. Hierop zei de voorganger: ‘Dat vraag ik je niet. Mijn vraag is: Ben je een kind van God’?
Ik bleef het antwoord schuldig. De voorganger wees mij op Johannes 1:12: ‘Allen die Hem aangenomen hebben, hun gaf Hij het recht kinderen van God te worden’.
Later, in de stilte van mijn kamer, maakte de Heilige Geest mij duidelijk dat er bij mij iets moest veranderen. Ik leefde wel als een christen, maar deed in mijn hart mijn eigen wil. Nooit zal ik het moment vergeten, dat ik dit inzag en aan God vertelde. De hemel voor me open. Religie veranderde in een relatie. En dat alles door die ene vraag: ‘Ben je een kind van God’? God deed de rest.
25-05-2011
132