Iemand die het voorrecht had een bezoek te brengen aan Israël en Jordanië, vertelt: ‘Ruim vier weken was ik in het land waar ook onze Heer en Heiland geweest is. Ik had de gelegenheid om het leven van alledag te zien in de stad en op het platteland. Wat mij bijzonder aantrok, was het leven van de herders met hun grote kudden schapen en geiten.
Ja, het was nog net als vroeger: de herder ging voorop en zo nu en dan hoorde je het geluid van het vee. Het liep tegen de middag en het werd heel warm op het veld. De Bijbel spreekt van de hete middagzon. Tussen twaalf en één uur was er geen kudde meer te bekennen. Waar was de herder met zijn schapen gebleven? Op enige afstand waren rotsen met kloven en spelonken. Daar in de schaduw waren de herder en zijn schapen. Ik moest denken aan de woorden uit het Hooglied: ‘Vertel mij waar gij op de middag de kudde laat rusten’ (Hoogl.1:7).
In de Bijbel is de rots een beeld van de Here Jezus. Hij is de rots bij wie wij veilig kunnen schuilen wanneer de omstandigheden moeilijk zijn.
Jesaja 32:2 spreekt van ‘een beschutting tegen de wind’, van ‘een toevlucht tegen de stortbui’ en van ‘de schaduw van machtige rots in een dorstig land’.
25-05-2011
132