Dit zijn Elizabeth (25) en haar zus Salimatou (22). Ze werken in de ebola-isoleereenheid van Medair in Sierra Leone. Ze hebben de vreselijke ziekte overleefd. Afgelopen herfst hebben ze binnen een paar weken hun moeder, vader, oma, een broer en een zus verloren. En alsof dat nog niet genoeg was, verloor Salimatou ook haar vier jaar oude dochter Sarata.
Meer dan de helft van hun familie is overleden aan ebola. Hun moeder was een hartelijke, toegewijde verpleegster, zeer gerespecteerd in de gemeenschap. In september vorig jaar voelde ze zich niet lekker. Ze had hoofdpijn en pijn in haar lichaam. Dit was nog voordat de ebola-uitbraak algemeen bekend was. Iedereeen dacht dat ze malaria had. Buren en vrienden kwamen op bezoek. Een paar dagen overleed ze.
Kort daarna werd hun vader ziek. Het virus ging de familie door. “We hadden allemaal hoofdpijn, moesten overgeven en kregen diarree,” vertelt Salimatou. “Op een avond zei mijn vader ‘Morgen gaan we allemaal naar het ziekenhuis.’ Diezelfde nacht is hij gestorven.”
Hun oma en een broer stierven ook, net als vier buren en vrienden die op bezoek waren geweest. Maar niemand vertelde hen dat het ebola was en dus werd er geen quarantaine opgezet.
Elisabeth en Salimatou gingen naar het ziekenhuis met hun zus en de kleine Sarata. Daar werd bij hen allemaal ebola vastgesteld. Elisabeth had pijn in haar gewrichten en kon nauwelijks lopen. Salimatou hield haar eten niet binnen en had twee ontstoken ogen. Na wekenlange behandeling krabbelden de twee zussen weer op. Maar hun zus en Sarata konden niet op tegen de ebola.
“Ik geloof dat God ons gespaard heeft,” zegt Elisabeth. “We hebben twee weken in één huis gezeten met geïnfecteerde mensen en we waren al erg zwak geworden. Maar onze broer was heel sterk en hij heeft het niet gehaald. Wij hadden ook moeten sterven. Toen we eindelijk de negatieve uitslag van de ebolatest kregen, wist ik wel dat ik blij moest zijn omdat ik de ziekte overleefd had. Maar ik kon het niet omdat zo veel mensen om me heen gestorven waren.”
Toen ze uit het ziekenhuis kwamen, gingen de zussen terug naar hun twee overlevende broers. Tot hun grote schrik werden ze in hun buurt als paria’s behandeld. “We gingen met onze buren om als ooms en tantes, maar ze wilden ons niet zien of met ons praten. Ze zeiden dat onze moeder ons en andere mensen ziek heeft gemaakt,” vertelt Elisabeth. “Mensen wilden niet met ons praten of naar ons kijken. Ze wilden ons zelfs geen eten verkopen. Als we brood wilden kopen, deden ze alsof het uitverkocht was. Het werd heel moeilijk om te overleven. We hebben dagenlang honger gehad.”
Deze pijnlijke stigmatisering drukte zwaar op de berooide familie. Ze hadden juist medeleven, liefde en acceptatie nodig.
“Op een dag kwamen mensen van Lifeline Nehemiah Projects bij ons langs. Ze vertelden over het ebolabehandelcentrum dat Medair in Kuntorloh aan het opzetten was. Ze vroegen of we interesse hadden om daar als leerling-verpleegsters te werken. We waren zo blij met deze kans om ebolapatiënten te helpen. We begrijpen wat ze doormaken,” zegt Elisabeth.
“Toen we in het centrum begonnen te werken, gingen de mensen om ons heen zich anders gedragen. Ze praatten weer met ons en sommige mensen boden zelfs hun excuses aan voor hun houding. Ik ben nog wel voorzichtig. We waren zo gekwetst en teleurgesteld.”
Elisabeth en Salimatou werken als aankleders (mensen helpen bij het aantrekken van hun beschermende pak voordat ze naar de rode zone van het centrum gaan) en als assistent-verpleegsters. Ze hebben elke dag een glimlach op hun gezicht en doen wat ze kunnen. Je zou verwachten dat ze zich terugtrekken met hun leed. In plaats daarvan zijn ze vastbesloten om te voorkomen dat nog meer mensen sterven aan deze vreselijke ziekte.
Medair
Medair – Nathalie Fauveau
26-02-2015
Hulpverlening
https://www.medair.org