Tijd voor een gedachtenexperiment: je loopt de keuken in en ziet je moeder gehurkt de grond zitten. Ze is aan het boenen. In de wasbak staat een emmer. Druppels vallen regelmatig uit de kraan en vullen hem beetje bij beetje. Je vraagt je af hoelang moeder al met schrobben bezig is. Om dat vast te stellen, kun je een paar dingen doen:
1. Je meet hoe groot de tussenpozen zijn waarmee de druppel in de emmer valt. Op basis daarvan kun je berekenen hoelang het duurt voordat de emmer gevuld is tot het peil dat je aantreft.
2. Je kijkt naar de schrobsnelheid van moeder. Als je weet hoeveel steentjes ze in een minuut boent, kun je bij benadering uitrekenen hoelang ze bezig is geweest met het boenen van de reeds glimmende steentjes.
3. Je kunt ook zoeken naar een ooggetuige, bijvoorbeeld je vader in de huiskamer. Hij kan wellicht zeggen wanneer moeder met haar werk begon. Als je dan aan ma vraagt hoelang ze al bezig is, kun je haar antwoord vergelijken met dat van vader.
Betrouwbaar?
Welk van deze drie metingen is het meest betrouwbaar, denk je? Ik verklap alvast dat het niet de eerste is. De emmer kon namelijk al voor een deel gevuld zijn voordat de kraan begon te druppelen. Moeder kan er ook al een plens uit hebben gegooid voordat je binnenkwam.
De tweede meting is ook onbetrouwbaar. Moeder kan intussen lange tijd op de wc hebben gezeten of oma hebben gebeld.
De derde meting is betrouwbaarder. Met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kun je zeggen dat als moeders antwoord strookt met vaders antwoord de meting wel zal kloppen; zeker als je zusje, opa, buurman en melkboer het ook nog eens bevestigen.
Wat heb ik eraan?
Ja, zul je zeggen, maar wat heb ik eraan om dit te weten? We trekken de lijn door naar de wetenschap; in het bijzonder naar de meting van ouderdom. Wetenschappers gebruiken hiervoor radiometrische dateringen. Zonder zelf aanwezig te zijn geweest bij de vorming van bijvoorbeeld gesteentes proberen ze te achterhalen hoe oud materialen zijn. Ze maken daarbij gebruik van methodes die lijken op meting 1 en 2 uit het voorbeeld (meting 3 kan niet worden gedaan, want er zijn geen ooggetuigen). Meting 1 en 2 zijn per definitie onbetrouwbaar, zagen we, want je moet er bepaalde aannames voor doen (bijvoorbeeld: ‘De druppel valt nu met een bepaalde regelmaat, en zal dat ook gedaan hebben toen ik er niet was’).
Radiometrische dateringen onbetrouwbaar
Je kunt zelfs experimenteel aantonen dat radiometrische dateringen onbetrouwbaar zijn. Mount Saint Helens barstte in 1980 uit. Duizenden ooggetuigen legden die gebeurtenis vast. Niemand twijfelt eraan of 1980 wel echt de datum is waarop er, door die uitbarsting, nieuw gesteente is gevormd. Daarna zijn er dateringen op het gesteente uitgevoerd. En wat bleek? Het gesteente moest 0,35 tot 2,8 miljoen jaar oud zijn… Hetzelfde geldt voor de uitbarsting van de Hualalai op Hawaii in 1800. Ooggetuigen registreerden dit onafhankelijk van elkaar. Allerlei radiometrische dateringen op het gesteente geven echter aan dat het 160 tot 3300 miljoen jaar geleden moet zijn gevormd…
Radiometrische dateringen werken dus niet op objecten waarvan we de leeftijd kennen? Hmm, dan mogen ze die bordjes in musea ook weleens aanpassen.
Over de auteur
Johan Démoed is eindredacteur van het populairwetenschappelijke tijdschrift Weet Magazine. Deze column verscheen in een eerdere uitgave van dat blad.
Meer weten over Weet Magazine?
Ga dan naar weet-magazine.nl
of abonneer je via weet-magazine.nl/abonneren
Tekst: Johan Démoed
Foto: © Henk-Jan Oudenampsen
Web: www.weet-magazine.nl