Jane: Mijn hart was in duizend stukjes kapotgemaakt

Jane groeide op in Stevenage, een arbeidersstadje ten noorden van Londen. Haar levensverhaal is bijna te erg om onder woorden te brengen. Vanaf haar vroegste kindertijd heeft ze geleden en de vreselijkste dingen meegemaakt. Toch heeft Jane de stap genomen om haar verhaal bekend te maken, omdat het ondanks alles ook een verhaal van hoop is. Die hoop wil Jane doorgeven aan anderen voor wie het leven nog heel donker is.

‘Het ergste aan de kast was dat ik nooit wist of ik er ooit weer uit zou komen. Doodsbang was ik dat mijn stiefvader mij op een dag in zijn voortdurende dronkenschap zou vergeten en dat ik langzaam zou sterven van dorst en honger.’

Onberekenbare stiefvader

Jane is pas zes jaar als haar onberekenbare stiefvader haar voor het eerst opsluit in de kleine kruipruimte onder de trap in de arbeiderswoning. Ze kan er nog net rechtop in zitten. Aardedonker is het er als de kastdeur aan de buitenkant op slot gaat. Na die eerste keer volgen er nog ontelbare uren van eenzame opsluiting om niets. Uren, soms nachten zit ze daar, zonder eten en drinken, met slechts de dreigende echo van haar stiefvaders woorden nog in haar oren dat deze ruimte vol grote bijtende spinnen zit. Of dat dit haar doodskist zal zijn. Jarenlang gaat dit zo door.

Wreedheden

Ondertussen krijgt Jane met steeds meer wreedheden te maken. Voortdurend krijgt ze te horen dat ze ongewenst is en niks kan. ‘Hij noemde me nooit bij m’n naam, alleen maar “bastaard, varken, koe of Griekse heks”. Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat dronk hij veel. Hij sloeg me, schopte me en schold me uit. Overigens wilde mijn moeder me ook niet, ze schreeuwde me maar al te vaak in een dronken bui toe dat mijn komst haar leven had verpest.’

Misbruik

Janes moeder is veel weg, zodat Jane en haar jongere broertje David overgeleverd zijn aan stiefvader Mick, die steeds meer wreedheden verzint. Hij misbruikt het meisje vreselijk, en neemt daarin ook vrienden mee. Tegen haar zin ondergaat Jane een abortus als ze zwanger raakt na de vele verkrachtingen. Het leven van Jane is een aaneenschakeling van geweld, misbruik en eenzame opsluiting. Om minder te voelen gaat Jane veel alcohol drinken.

‘Bent u God?’

Ondanks alles is er een lichtpuntje in Janes jeugd: de grote Sint Nicholas Church. Het oeroude gebouw fascineert haar tot en met. Als ze op een dag haar vader vraagt wat voor gebouw dat toch is, antwoordt hij met een vloek: ‘Daar ga jij nooit naartoe. Daar woont God.’ Jane knoopt dat laatste goed in haar oren. Ze weet niet wie God is, maar stelt zich Hem voor als een soort reus, voor wie geen uitdaging te groot is. En Hij woont dus bij haar in de buurt, in de kerk.

Op een middag gaat Jane op zoek en loopt naar de kerk. De deur staat open en Jane sluipt voorzichtig naar binnen. Ze schrikt als ze voetstappen dichterbij hoort komen. Een grote, grijze, kalende man in een lang zwart gewaad met een witte boord komt naar haar toe. Jane slikt en brengt met moeite uit: ‘Bent u God?’
De man glimlacht vriendelijk en antwoordt: ‘Nee, maar ik ken Hem wel. Zou jij Hem willen leren kennen?’ Jane knikt blij. De kerk wordt een toevluchtsoord, waar ze zich veilig voelt. Maar praten over wat ze thuis meemaakt… dat doet ze niet.

Op straat gezet

Op haar vijftiende vlucht Jane het huis uit, haar moeder is dan al een paar jaar vertrokken. Ze krijgt een relatie met Eddy en wordt liefdevol door zijn ouders opgenomen. Maar als ze enkele jaren later op het punt staan om te trouwen, verongelukt Eddy. Jane verliest zijn baby door een miskraam, en alsof het allemaal nog niet genoeg is wordt ze door Eddy’s ouders op straat gezet.

Verlaten door alles en iedereen stapt Jane op het vliegtuig naar Israël. Daar werkt ze overdag als kindermeisje en leeft ze er ’s nachts flink op los. Op die manier probeert ze de pijn van het verleden en de paniekaanvallen op afstand te houden. Toch komt de pijn van haar jeugd, de afwijzing, de eenzaamheid en alle mishandeling steeds heftiger naar boven in haar leven. Jane kan niet meer, ze heeft niets om voor te leven en is klaar voor de dood. Met een fles wodka en allerlei pillen vertrekt ze naar een onguur parkje… en wordt twee dagen later weer wakker in het ziekenhuis.

Schone schijn?

Na deze gebeurtenissen wordt Jane opgevangen door zorgzame mensen. Christenen, die zich over haar ontfermen en haar over God vertellen. Eerlijk geeft Jane toe dat ze het hun niet gemakkelijk heeft gemaakt. ‘Ik testte ze tot het uiterste. Meenden ze wat ze zeiden of was het allemaal schone schijn?’ Deze mensen geven echter niet op. Jane mag blijven logeren, mee-eten en ze zetten haar niet op straat als ze het bont maakt. Hun liefde en zorg is oprecht. Zelf zeggen ze simpelweg: ‘God heeft je hier gebracht, zodat wij iets van zijn liefde aan jou kunnen laten zien.’

Vriendschappen

Langzamerhand opent Jane haar hart voor deze God. Ze merkt dat Hij er echt is. Jane leert steeds meer over Hem en geniet ondertussen van goede vriendschappen. Het is een tijd van herstel, waarin het steeds beter met haar gaat. Helaas moet ze Israël na ruim vier jaar verlaten, omdat ze geen verblijfsvergunning heeft. Jane keert terug naar Engeland.

Twee jaar later vliegt ze tijdens een vakantie terug en leert in Eilat Rob kennen. Ze trouwen en vestigen zich in Nederland. Jane en Rob krijgen twee kinderen. Maar het verleden en alles wat Jane heeft meegemaakt, spelen juist in die eerste huwelijksjaren flink op. Janes genezing is begonnen, maar het is een proces dat jaren in beslag zal nemen. Goede therapie helpt haar om het verleden te verwerken en haar evenwicht te vinden.

Geen plezierig verhaal

Inmiddels zijn Jane en Rob al jaren getrouwd. Jane heeft haar verhaal naar buiten gebracht in het boek Jane, dat ze samen met een co-auteur schreef. ‘Het is geen plezierig verhaal,’ vertelt Jane, ‘maar ondanks alle ellende die erin voorkomt, is het ook juist een verhaal van hoop. God was bij machte om mij te bevrijden van mijn trauma’s en alcoholverslaving.

Jezus bewees me dat niemand buiten het bereik van zijn liefde valt. Hij vond ook mij de moeite waard om voor te sterven. Mijn schuld, alles waarin ik Hem teleurgesteld had, vergaf Hij me. Zijn genade overweldigde mijn gebrokenheid. Hij deed wat geen mens kon – Hij nam mijn hart dat in duizend stukjes was gereten en maakte het heel. Als Hij dat bij mij kon doen, kan Hij het ook bij anderen doen. Ik wil heel graag laten zien dat er met God altijd een nieuw begin mogelijk is.’

Auteur: Alinda Rutgers
Web: leven.nu
Foto: © Henk-Jan Oudenampsen

Christelijk Nieuws
ChristelijkNieuws.nl maakt gebruik van cookies