Vroeger ging hij mensen uit de weg, hij vertrouwde niemand en was het liefst op zichzelf. De Gerben van nu is een totaal andere man, hartelijk en hij zoekt graag mensen op. Openhartig vertelt hij over z’n moeilijke jeugd waardoor hij zo gesloten raakte en hoe hij veranderde in het Verre Oosten.
Gerben groeit op met twee jongere zusjes en zijn ouders. ‘Er was veel ruzie bij ons thuis en ik was vaak bang dat mijn ouders zouden gaan scheiden. Ik weet nog heel goed dat ik op een avond wakker werd en ze tegen elkaar hoorde schreeuwen. Toen ben ik boven aan de trap gaan zitten en heb ik God gevraagd: “Laat ze alstublieft niet gaan scheiden.” Maar een paar weken later gingen ze toch uit elkaar.’
Het lijkt alsof er geen God is die Gerben hoort. En hoewel hij met het christelijk geloof is opgevoed, wil hij er zelf niets meer mee te maken hebben. ‘Als kind gingen we naar de kerk en zat ik op een christelijke basisschool. Maar het geloof was sowieso niet iets wat ik zelf beleefde. Na de vechtscheiding van mijn ouders – ik was toen twaalf jaar – stopten we met naar de kerk gaan.’
Contact verbroken
Er breekt een moeilijke tijd aan voor Gerben. Hij verhuist met zijn moeder en zusjes naar een dorp verderop. Zijn vader laat hen daar niet met rust, waardoor de relatie met Gerben verslechtert. ‘Na twee jaar heb ik het contact met m’n vader helemaal verbroken. Ik kon niet meer tegen de dingen die hij deed, ik was er klaar mee. Met mijn moeder en zusjes had ik een sterke band, hoewel ik me in die vrouwenhuishouding wel alleen voelde. Ik ging me donker kleden, luisterde naar rockmuziek die goed aansloot bij mijn depressieve gevoelens, en had maar één vriend op school. Ik was ook niet geïnteresseerd in vriendschappen. Ik vertrouwde andere mensen totaal niet.’
Ver van huis
Na het vwo studeert Gerben international marketing. De nieuwe start doet hem goed en de verplichte buitenland-stage is precies wat hij zoekt. ‘Ik wilde het liefst zo ver mogelijk weg. In 2001 ben ik voor een jaar naar Zuid-Korea gegaan. Dat was een geweldige tijd, waarin ik goede contacten kreeg.’ Op het afscheidsfeest van zijn Amerikaanse kamergenoot ontmoet Gerben de Zuid-Koreaanse HyunJung. ‘Ik wist meteen: dit is ze!’ vertelt Gerben. Zo ziet zij het nog niet direct, maar in de drie weken die Gerben nog in het land is, trekken ze dagelijks met elkaar op. Ze leren elkaar goed genoeg kennen om een langeafstandsrelatie aan te durven.
Uitslapen
‘Ik moest nog een jaar naar school om af te studeren. Daarna heb ik twee maanden gewerkt, zodat ik genoeg geld had om weer een halfjaar naar Zuid-Korea te gaan.’ Een van de verschillen waar het tweetal mee in aanraking komt, is het geloof. Gerben: ‘Zij ging naar de kerk. Als het aan mij had gelegen, bleef ik op zondagmorgen liever in bed, maar ja we hadden nog maar net een relatie. Dan heb je er echt wel wat voor over, dus ging ik om haar mee naar de kerk. Ik had zelf niks met God of de kerk, de diensten spraken me ook niet aan. Maar voor HyunJung was het belangrijk, zij nam het geloof heel serieus.’
Als Gerbens visum na een halfjaar verloopt en zijn moeder erg ziek wordt, besluit hij toch terug te gaan naar Nederland en op zoek te gaan naar een vaste baan, zodat HyunJung ook kan komen. Voor het zover is, vliegt hij nog een keer naar Zuid-Korea. HyunJung neemt hem mee naar een jongerendienst in de kerk. Na afloop vindt Gerben het goed dat de voorganger voor hem bidt. ‘Ik weet niet meer wat hij gezegd heeft, hij sprak ook heel slecht Engels, maar er gebeurde wel wat met me toen hij ging bidden. Ik brak, alles van vroeger kwam eruit. Het was een ervaring die ik niet goed kon verklaren. Ik wist ook niet wat ik ermee moest, maar achteraf denk ik dat daar wel iets nieuws begonnen is.’
Vaderliefde
‘Het jaar daarop kwam HyunJung naar Nederland. Ik nam haar hier ook mee naar een kerk. Haar reactie verbaasde me, ze zei: “Gerben, ik voelde me zo thuis in deze kerk, nu zie ik het wel zitten om in Nederland te gaan wonen.” Ze kwam hier voor de liefde, maar was na één kerkdienst bereid om haar land en familie achter te laten, omdat ze zich er zo thuis voelde. Dat raakte me.
In 2006 zijn we getrouwd. Ik ben met haar naar de kerk blijven gaan. En daar is mijn geloof in God, dat aan de andere kant van de wereld begon met een ervaring, tot bloei gekomen. Ik nam best veel problemen mee toen ik in de kerk kwam, maar mensen investeerden onbaatzuchtig tijd in mij. Dat vond ik heel bijzonder. Door hen kon ik iets van Gods liefde voor mij ervaren. Die gesprekken hebben me ook geholpen om te herstellen van de moeilijke dingen uit mijn jeugd.
Ik vond het moeilijk om God als Vader te zien, omdat ik een heel negatief beeld van een vader had. Mensen zeiden vaak dat ik op mijn vader leek, daarom wilde ik zelf ook geen vader worden. Maar in de kerk leerde ik dat God een heel andere Vader is dan mijn biologische vader. Hij houdt onvoorwaardelijk van Zijn kinderen. Nu heb ik twee zoontjes. Toen mijn oudste zoontje werd geboren realiseerde ik me: ik ken hem nog helemaal niet, maar ik houd van hem, wat er ook gebeurt. Op dat moment viel het kwartje: zo ziet God mij ook. Ik kan verkeerde dingen doen, maar ik mag altijd terug naar God en dan zal Hij me vergeven. Ineens zag ik Gods onvoorwaardelijke Vaderliefde voor mij.’
Veranderd
‘Ik ben nog steeds Gerben, maar ik ben ook enorm veranderd. Vroeger keerde ik me af van mensen, nu zoek ik ze juist graag op. Omdat ik zelf veel gekregen heb, wil ik ook wat voor anderen betekenen. Sinds ik geloof is m’n leven geen appeltje-eitje geworden, maar ik weet wel dat God bij me is en dat helpt me om anders om te gaan met wat ik meemaak. De wetenschap dat het na dit leven niet allemaal voorbij is, maar dat ik bij God verder mag leven verandert ook mijn kijk op dit leven. Een goede baan en gezellige dingen doen zijn nog steeds leuk, maar ik ben me ervan bewust geworden dat het dingen zijn die voorbijgaan, terwijl God een leven voor altijd bij Hem geeft.’
Auteur: Alinda Rutgers
Web: leven.nu
Beeld: © Henk-Jan Oudenampsen