Het internet werd aanvankelijk gezien als een nieuwe technologie die een grote bijdrage zou gaan leveren aan de vrijheid van meningsuiting, maar deze technologie heeft ook gevolgen voor andere mensenrechten, met name de privacy.
Dat is van belang voor een aantal actuele wetsvoorstellen, zoals de herziening van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002, de herziening van artikel 13 van de Grondwet over het briefgeheim en de voorstellen voor uitbreiding van de bevoegdheden van de politie om computercriminaliteit te bestrijden.
Bij vrijwel alles wat gebruikers op het internet doen, laten ze sporen na, de zogenaamde verkeersgegevens. Door de grote rekenkracht van computers is de verzameling en analyse van zeer veel verkeersgegevens mogelijk geworden. Op zich zeggen deze gegevens niet veel over de internetgebruiker, maar door verschillende verkeersgegevens te combineren kan vaak een profiel van een persoon worden gemaakt. Dat kan de privacy van internetgebruikers bedreigen.
Overheden en bedrijven gaan steeds meer diensten verlenen via internet. De overheid wil bijvoorbeeld graag dat burgers een studiebeurs of huursubsidie via internet aanvragen, omdat dat goedkoper is. Bij de opslag en verwerking van digitale gegevens in de cloud bestaat het risico dat gegevens terechtkomen op een plaats waarover Nederlandse autoriteiten geen zeggenschap hebben. In de VS, waar de grote internetbedrijven zijn gevestigd, is de bescherming van de privacy voor buitenlanders zwakker dan in de EU. In de cloud zijn gegevens technisch en juridisch niet voldoende te beveiligen. Andere overheden of bedrijven, die niets te maken hebben met de studiebeurs of huursubsidie van Nederlanders, kunnen dan soms toegang krijgen tot die gegevens. Nederland en de EU moeten beleidsmatige en wettelijke maatregelen nemen om dat te voorkomen, bijvoorbeeld door betere afspraken te maken met andere landen.
Vanwege de permanente terreurdreiging maken ook inlichtingen- en veiligheidsdiensten in diverse landen steeds meer gebruik van deze mogelijkheden. Zij verzamelen daarbij ook gegevens over personen die niet worden verdacht van terrorisme of andere misdrijven. De AIV is van mening dat dit alleen te rechtvaardigen is als er effectief en onafhankelijk toezicht bestaat op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Bedrijven spelen op verschillende manieren een steeds grotere rol ten aanzien van internetvrijheid. Zij kunnen censuur door overheden tegenwerken, of daaraan juist meewerken. Sommige bedrijven zijn er op uit om informatie over gebruikers te verzamelen, waarmee de privacy van gebruikers in gevaar kan komen. Internetbedrijven kunnen hun technologie inrichten op een manier die internetvrijheid vergroot, of daar geen aandacht aan schenken. Juridisch is de rol van bedrijven op deze punten nog niet uitgekristalliseerd. De AIV meent dat het zinvol is als de Mensenrechtenambassadeur niet alleen gesprekken zou voeren met andere landen, maar ook mensenrechtendialogen voert met grote internetbedrijven.
Rijksoverheid
© Henk-Jan Oudenampsen
19-12-2014
Samenleving