Een voorganger sprak in zijn preek over zonde. Dit deed hij heel duidelijk. Hij noemde de dingen die tegen de wil van God ingaan, zonde.
Eén van de oudsten van de kerk kwam de volgende dag bij hem en vroeg hem in het vervolg niet meer zo te preken en bepaalde verkeerde dingen zonde te noemen. ‘Zoiets horen wij niet graag. En bovendien zijn er veel jongens en meisjes in onze kerk. Als zij u zo over de zonden horen praten, dan bestaat het gevaar, dat zij juist daardoor gaan zondigen. Noem de verkeerde dingen liever zwakheden of fouten, maar spreek niet zo uitdrukkelijk over zonde’.
De voorganger nam daarop een flesje uit de kast, waarop ‘vergif’ stond. In dat flesje zat namelijk strychnine. ‘Als ik begrijp wat u bedoelt, moet ik het etiket ‘vergif’ van dit flesje afhalen en er bijvoorbeeld ‘pepermuntextract’ opzetten. Begrijpt u wat er dan gebeurt? Hoe verzachtende ik het etiket maak, des te gevaarlijker wordt het vergif. Laten we daarom de zonde, zonde blijven noemen. Ook voor de jonge mensen’.
17-05-2009
132