Column – In deze column wil ik mijzelf de vraag stellen “Willem, hoe staat het met jouw verlangen naar de hemel?” En jij mag meeluisteren…
Mijn jeugd
Vanaf mijn prilste jeugd ben ik geconfronteerd met het verlangen naar de hemel. Niet zo zeer door gesprekken, als wel door de liederen die wij zongen. In verheven woorden drukten wij daarin uit hoe sterk ons verlangen wel was om naar de hemel te gaan, ook wel aangeduid als het Vaderhuis. Deze liederen bestaan nog steeds en ze worden (gelukkig) ook nog gezongen.
Ook in gesprekken tussen gelovigen onderling kwam dit onderwerp aan de orde. Zo’n gesprek had ongeveer dezelfde lading als de inhoud van de liederen. “Wat een heerlijk vooruitzicht wacht ons als wij bij de Heer in het Vaderhuis zijn. Voor eeuwig bij Hem te zijn!”
Deze liederen en gesprekken zijn nooit een probleem voor mij geweest. Ik geloofde in de bijbelse juistheid van dit verlangen. En dat doe ik nog steeds. Maar leeft dit ook voor mij?
Mijn verlangen
Die vraag leidde tot deze column. ‘Willem, hoe staat het met jouw verlangen naar de hemel?” Een vraag waarmee ik wel eens eerder bezig ben geweest en eigenlijk nooit is weggegaan. Niet dat ik er onder leed. Soms voelde ik mij er wel wat ongemakkelijk bij. Ik bemerkte een zekere discrepantie. Volgens het woordenboek moet je onder discrepantie onder meer verstaan dat er geen overeenstemming bestaat tussen twee dingen, bijvoorbeeld tussen de theorie en de praktijk. Deze column gaat wat mij betreft dus ook over discrepantie.
Ik heb me afgevraagd waarom het verlangen naar de hemel zo matig bij mij aanwezig is. Ik meen het antwoord daarop te weten: Ik wil niet denken aan een blijvend afscheid van de mensen die mij zo lief en dierbaar zijn. Afscheid nemen van mijn vrouw, kinderen en kleinkinderen. Ik moet er niet aan denken. Daar zou ik als een berg tegenop zien. Deze ‘binding’ met mijn geliefden heeft volgens mij alles te maken met een matig verlangen naar de eeuwigheid. Herkenbaar?
Het mooiste plekje van deze wereld
Maar er is nog iets wat ik moet vertellen me betrekking tot dit onderwerp. En dat is dat ik me hier zo goed thuis voel. Volgens mij woon ik op het mooiste plekje van deze wereld. Een relatieve rust, verhoudingsgewijs veel welzijn en welvaart. Met ‘verhoudingsgewijs’ bedoel ik hoe het elders op onze aarde is gesteld. Ik kan me voorstellen dat wonen in een gebied met veel ellende – zoals oorlog, oorlogsdreiging, natuurrampen, genocide of vervolging om maar wat onderwerpen te noemen – het uitzien naar een heerlijke toekomst versterkt. Maar daar hebben wij in ons land geen weet van. We bidden misschien nog wel om ons dagelijks brood, maar dat is vermoedelijk meer uit gewoonte dan om bittere noodzaak. Kortom, ik heb het hier gewoon erg goed. Herkenbaar?
Heerlijk vooruitzicht…
De laatste tijd is de vraag waarom ik niet sterker naar de hemel verlang meer voor mij gaan leven. Eigenlijk laat ze me niet meer los, Waarom zeg ik wel dat mij een heerlijk vooruitzicht wacht in het Hemels Vaderhuis, maar vind ik daarvan zo weinig terug in de dagelijkse praktijk? Herken je dat? Met de mond belijden wat in de praktijk niet (altijd) wordt gevonden. En volgens mij gaat het dan niet uitsluitend over het verlangen naar het Vaderhuis. Er zijn in mijn leven wel meer onderwerpen waarin verschil bestaat tussen ‘theorie en praktijk’. Sterker nog. Vaak is de praktijk sterker dan de theorie. Daarover heb ik nu genoeg gezegd en keer ik terug naar mijn verlangen naar de hemel.
Ik heb al gezegd dat ik me soms ongemakkelijk voel bij deze vraag. Ik sluit niet uit dat de manier waarop ik vele jaren over dit onderwerp heb horen zingen en spreken mede tot dit gevoel heeft geleid. Dat onbehaaglijke gevoel dat mijn ‘gewenst verlangen’ naar de hemel niet gelijk is aan mijn ‘feitelijk verlangen’ naar de hemel.
Meer zicht
Aanvankelijk zag het er naar uit dat ik dit niet beantwoord kon krijgen. Tot ik wat meer zicht kreeg op het verlangen van de Heere Jezus naar mij in plaats van mijn verlangen naar Hem! Ik zal proberen uit te leggen wat ik hiermee bedoel.
Uit het vorenstaande is volgens mij wel duidelijk geworden dat ik sterk gefocust was op mijn verlangen. Maar ineens werd mij duidelijk dat het verlangen van de Heere Jezus naar mij veel sterker is dan het mijne. De volgende woorden kwamen voor mijn aandacht: “Vader, ik wil dat zij bij Mij zijn die U mij hebt gegeven, opdat ze Mijn heerlijkheid zullen aanschouwen.” Die woorden sloegen haast in als een bom. De Heere Jezus verlangt naar mij! Hij verlangt naar mij omdat Hij van mij houdt! Hij houdt zoveel van mij dat Hij Zijn leven voor mij over had!! Hij wil mij laten delen in Zijn heerlijkheid!
Je verwacht nu misschien dat ik je nu ga vertellen waartoe deze ontdekking bij mij heeft geleid. Dat doe ik niet. Ik laat het hierbij. Dat is iets tussen de Heer en mij en wellicht ook tussen de Heer en jou.
Auteur: Willem van Leiden
Beeld: © Henk-Jan Oudenampsen