Column – Als kind ben ik opgegroeid met de scheurkalender van de Uitgeverij Medema. Maar ook later, toen we al getrouwd waren, was dit een begrip in ons gezin. Maar het was voor mijn moeder ook een middel om haar kinderen op zaken te wijzen die volgens haar belangrijk zijn of om anderen met het evangelie te confronteren.
Boven deze column staat een foto van zo’n kalenderblaadje. Hij is afkomstig van mijn moeder. Jaren geleden aan mij toegestuurd, vermoedelijk met een verjaardagsattentie of iets dergelijks. Niet ongebruikelijk was dat ze dan ook aanstreepte wat haar persoonlijk had aangesproken. Zie in dit verband nogmaals de foto. Veelzeggend deze onderstreping. Dit oude vergeelde kalenderblaadje heeft een vaste plek gekregen in mijn bijbel. Bij Psalm 119. Als ik mijn bijbel daar opensla word ik herinnerd aan mijn moeder en de raadgeving die zij mij wilde geven.
Jeugdherinnering
Mijn moeder stond binnen ons gezin ‘bekend’ als degene die strooide met kalenderblaadjes. Daarover straks. Maar niet ongebruikelijk was dat ze tijdens een telefoongesprek de vraag stelde “Heb je het achterkantje van vandaag gelezen?” Daarmee bedoelde ze dan de achterkant van het kalenderblaadje voor die dag. Dat was in de regel een meditatief stukje. Op de voorkant stond altijd een bijbeltekst met een stukje uitleg er bij. De vraag of wij het gelezen hadden was niet ingegeven om te controleren of we wel trouw de blaadjes lazen. Ze wilde dan iets met ons delen wat haar persoonlijk had aangesproken en voor ons ook belangrijk zou kunnen zijn.
Evangelisatiegebied
Maar moeder had met haar kalenderblaadjes ook een groot werkgebied, of beter gezegd ‘evangelisatiegebied’. Zij fietste graag en er ging volgens mij geen fietstocht voorbij of in de fietstas zaten wel een of meer kalenderblaadjes. Maakte ze onderweg een stop om op een bankje even uit te rusten dan werd de bank, in de gleuf tussen twee zitplanken, van een opgevouwen kalenderblaadje voorzien. Wie weet of een volgende gebruiker van deze bank nieuwsgierig zou worden naar het blaadje, dat ve volgens los zou gaan peuteren uit de gleuf en zou gaan lezen. Het doel van mijn moeder was dan bereikt; de evangelieboodschap was weer verspreid.
Soms verdween een kalenderblaadje in een brievenbus. Zo weet ik dat een plaatselijke predikant zo’n blaadje via haar in zijn brievenbus had gekregen. In de zondag daarop heeft hij in zijn preek daaraan aandacht besteed. De boodschap van het blaadje had honderden kerkgangers bereikt.
Waarom dit verhaal?
Mijn moeder was geen evangelist, maar deed het werk van een evangelist. Je kent de bijbeltekst uit 2 Timotheüs 4:5 toch wel? “Doe het werk van een evangelist” Moeder was aan deze oproep gehoorzaam en evangeliseerde om een manier die bij haar paste. Dat was niet door veel aandacht te trekken met een geluidsinstallatie of iets dergelijks. Nee, gewoon in alle stilte en onopgemerkt kalenderblaadjes verspreiden.
Getrouwheid
In die zin kunnen (moeten?) wij ook gehoorzaam zijn aan deze oproep, maar op een wijze die bij ons past. Gewoon in alle stilte en onopgemerkt. En als het bij je past is het ook niet moeilijk. Mocht je toch niet weten op welke manier jij het evangelie kunt verspreiden dan is heden ten dage ook de volgende methode van groot belang. In je wijze van doen en laten, in je wijze van spreken en zwijgen trouw laten zien dat je een volgeling van de Heere Jezus bent. De Heere zal deze getrouwheid zegenen. “ Weet: al uw arbeid, uw lijden voor Jezus, ’t wordt door Hemzelve geschat naar zijn waard’.En eens daarboven, daar vinden we weder vruchten van ’t zaad, dat wij strooiden op aard.”. (Zangbundel Johannes de Heer, lied 166)
Auteur: Willem van Leiden