Twee meisjes waren bezig hun geld te tellen. Eén meisje zei: ‘Ik heb vijf euro’s’. Het andere meisje zei: ‘En ik heb tien euro’s’. ‘Dat is niet waar’ zei haar vriendin, ‘jij hebt maar vijf euro’s. Jij hebt net zo veel als ik heb’. Daarop antwoordde het andere meisje: ‘Ja, maar mijn vader heeft mij beloofd, dat hij mij vijf euro’s zal geven, wanneer hij vanavond thuis komt. Dus heb ik tien euro’s’. Vol vertrouwen op haar vader, dat hij zal doen wat hij beloofd heeft, telt dit meisje de vijf euro’s die ze nog moet krijgen, al vast bij haar bezit.
Zo mag een christen ook weten dat hij rijk is in Christus en dat al de dingen, die God beloofd heeft te zullen geven in de toekomst, nu al van hem zijn. Hij mag al die toekomstige zegeningen nu al tot zijn eigendom maken.
‘De Geest Zelf getuigt met onze geest, dat wij kinderen van God zijn. En zijn wij kinderen, dan ook erfgenamen: erfgenamen van God en mede erfgenamen van Christus’ (Rom.8:16,17).
‘Wat geen oog heeft gezien en geen oor heeft gehoord en in geen mensenhart is opgekomen, wat God bereid heeft voor hen die Hem liefhebben’ (1Kor.2:9)
Wanneer wij christenen zijn, kunnen wij zingen: ‘Heer, hoe rijk zijn wij in U’.
19-12-2010
132