Een arme boer in China had een rijstveld geërfd. Het eerst jaar dat dit land zijn eigendom was, bevloeide het water zijn land zo goed dat hij een goede oogst had. Het water stroomde zelfs vanaf zijn land op de akker van zijn buurman en maakte zijn land ook vruchtbaar.
Maar de boer kon het niet verdragen dat het land van zijn buurman vruchtbaar werd door het water dat van zijn land kwam. Hij vond dat het water hoorde bij zijn erfenis en dus alleen van hem was.
Hij ging aan het werk en zorgde ervoor dat het water niet meer door kon stromen op het land van zijn buurman. En wat was het resultaat? Het land van zijn buurman verdroogde en zijn eigen land kreeg te veel water, zodat zijn oogst ook mislukte.
Wat zegt de Spreukendichter hiervan? ‘Gulle en goedgeefse mensen krijgen toch steeds meer, terwijl anderen verarmen, hoewel zij schraperig en gierig zijn. Een weldoener is een zegen en wordt daarvoor rijk beloond en iemand die zijn gaven over anderen uitgiet, zal van het goede worden voorzien’ (Spr.11:24, 25 Het Boek).
20-12-2011
132