Wie heeft zich geweldig uitgesloofd om vergeving van zonde te krijgen, en vrede met God te ontvangen? Dat was Maarten Luther, de man van de hervorming. Ik zal je geheugen nog even opfrissen door uit een boekje van W.G v.d Hulst, met als titel “Maarten Luther”, enkele regels van hem over te nemen.
“Toen gebeurde er iets heel ernstigs”. Luthers beste vriend stierf erg plotseling. Zo uit het leven, zo in de dood. Luthers hart kromp in een van angst. Alsof hij zelf ineens plotseling stierf, en zo voor Gods troon moest komen, mèt al zijn zonden. Hij zal voor eeuwig verloren zijn. En nog verder werd Luthers angst voor GOD. Eens, toen hij na een vakantie van huis naar Erfurt ging, en als een eenzame reiziger door de wijde velden en stille bossen trok, werd hij overvallen door een hevig onweer. En nergens was een schuilplaats te vinden. Door de donkere, dreigende lucht flitsten de wilde bliksemstralen en de felle donderslagen dreunden als de sombere stem van Gods toorn. Waar kon hij zich verbergen voordat vreselijke? Nergens! Daar flitste een vlammende bliksemschicht vlak langs hem heen en sloeg naast hem in de grond. “O, genade genade!” riep hij in zin eeuwige angst. “Laat mij niet sterven, laat mij nog leven”, schreeuwde hij, “dan zal ik monnik worden en al mijn jaren zal ik bidden en vasten en armoede leiden”. “Mijn leven zal zijn voor God alleen”.
Het onweer bedaarde en Luther kwam behouden in Erfurt aan. Maar Luther had een belofte gedaan en die belofte moest ook worden vervuld.
Niet lang daarna nam Luther afscheid van zijn vrienden, en klopte aan de deur van het klooster der Augustijnenmonniken. In dit klooster veegde en boende hij de gangen, en leefde als een arme knecht. In zijn cel (een klein kamertje met een houten bank) zei hij eindeloze gebeden op, zo vaak en zo lang tot hij in slaap viel van moeheid. Maar als hij wakker schrok, geselde hij zichzelf tot bloedens toe. Zijn hele leven moest worden een leven van ontbering en ellende. Dagenlang sliep hij niet; dagen lang at hij niet; dagenlang leed hij felle koude; maar verwarmde zich niet. Hij wilde alleen maar “vroom” zijn en de lieve, goede en prettige dingen van het leven vergeten. En dan? O, dan zou hij al braver, al beter worden. Dan zou hij wel dicht bij de hemel komen, dichter bij God. Maar, het duurde zo erg lang. De hemel scheen nog even ver, en God scheen nog even vreselijk als vroeger. Die oude angst leefde nog even groot in zijn hart. Hielp het dan niets, helemaal niets, zijn vrome werk?
Een paar jaar later
Luther mag naar Rome reizen. Hij moet voor zijn klooster gaan spreken met de Paus. In Rome werd de hoge marmeren trap bewaard, die de Here Jezus eenmaal beklom in het rechthuis van Pilatus. “Wie die trap opkruipt met blote knieën doet goed werk” zei men.
Luther begon te klimmen, maar… hoe moe hij ook werd, hoe pijnlijk zijn knieën langs de harde stenen schaafden, zijn hart werd er niet blijer of geruster door.
Het waren stuk voor stuk doden werken! Gelukkig heeft Maarten Luther zijn dwaalweg verlaten. Hij vond het goed pad dat God Zelf hem wees. Hij werd een gelukkig mens toen hij al zijn eigen inspanningen na liet en eenvoudig ging vertrouwen op wat Christus voor hem had gedaan op Golgotha. Alleen zo kreeg hij vergeving van zijn zonden, vrede met God en eeuwig leven.
Getuigen en werken, ofwel spreken en doen horen bij elkaar. Voor de christenen geldt niet: “geen woorden maar daden”, maar wel “woorden die gesteund worden door daden”. Bij het woord moeten we de daad voegen.
De Bijbel onderscheidt drie soorten werken:
Boze werken
Dit zijn werken die in zichzelf boos zijn, zoals liegen, stelen, doden, enz.
Zo lezen we van Kaïn dat hij zijn broer Abel doodsloeg “omdat zijn werken boos waren”
(1 Johannes 3: 12) . Evenzo spreekt de Here Jezus over mensen die de duisternis, liever hebben gehad dan het licht “want hun werken waren boos ” (Johannes 3: 19). Zie verder
Joh. 7:7, Kol.1:21 en 2 Joh.:11.Uit deze tekst blijkt duidelijk dat de werken van een dwaalleraar, waardoor de gemeente wordt aangetast, evenzeer boos zijn.
Dode werken
Dat zijn werken, die in zich zelf niet slecht zijn, maar die worden verricht vanuit een verkeerde instelling en daarom geen waarde hebben voor God. Zo hebben veel Israëlieten getracht, door het vervullen van een godsdienstig gebruik, het eeuwige leven te verdienen, denk maar eens aan de rijke jongeling in Luc.18:18 – 23. Een voorbeeld uit de geschiedenis hebben we in Luther, die van alles gedaan heeft: pelgrimstochten, zelfkastijding, kloosterleven, enz. om vergeving van zonden te ontvangen. Het waren echter allemaal dode werken. Zie Hebr. 9:14. Dode werken zijn werken zonder geloof, en dood geloof is een geloof zonder werken. Vergelijk Jak. 2:17.
Goede werken
Dat zijn werken die uit het geloof voortkomen. Ze worden niet verricht om de zaligheid te verdienen, maar uit dankbaarheid omdat God ons op de grond van geloof in het werk van Christus gered heeft.
In Efeze 2 vinden we de beide laatste soorten werken in één verband.
In vers 8 staat namelijk dat we behouden zijn “niet uit werken” en in vers 9 wordt gezegd, dat we in Christus Jezus geschapen zijn “om goede werken te doen”. Deze laatste werken, en niet die van vers 8, bedoelt Jakobus als hij zegt, dat het geloof zonder werken dood is.
In de brieven aan Timoteüs, maar vooral in die aan Titus wordt veel over ‘goede werken doen’ gesproken. Dus, ga dit voor jezelf maar eens goed nalezen.
Het voorbeeld van het verrichten van goede werken hebben we in de Here Jezus Christus.
Hij ging het land door “goed doende”. Al kunnen we dan niet precies het zelfde doen als Hij, we kunnen toch wel goed doen in de geest zoals de Here het deed.
Hij zorgde dat het bruiloftsfeest te Kana doorging. We kunnen het leven van anderen tot een feest maken door hen te helpen. Hij spijzigde een menigte met een paar broden en wat visjes. Wij helpen ‘letterlijk voedsel’ uit te delen door te collecteren voor een hulpactie en ‘geestelijk voedsel’ door het helpen verspreiden van de Bijbel. Hij genas zieken. Wij kunnen zieken opzoeken en ze wat voorlezen, of voor een ziek vriendje huiswerk mee nemen en hem vertellen wat er op school uitgelegd is. Zo zou ik nog even kunnen doorgaan.
Een heel mooi voorbeeld vind je ook bij Dorcas. In handelingen 9 lees je van haar, dat ze “overvloedig was in goede werken” en vers 39 laat zien waar die werken zoal uit bestonden.
Auteur: Be Ottens
Website: www.beottens.nl
Foto: © Henk-Jan Oudenampsen

