Het was voor Dirk van Genderen een verrassing om te ontdekken dat er ten tijde van de genocide van het Joodse volk in de Tweede Wereldoorlog zoveel Joodse mensen waren die in de Messias, de Heere Jezus, geloofden. Een aantal van hen heeft de Holocaust overleefd, als getuigen voor het nageslacht. Nu we de Holocaust herdenken, 70 jaar later, laat hij hier twee van hen aan het woord, die vertellen over het getto van Warschau, waar zich veel Joodse mensen bevonden die in Jesjoea – zoals zij Jezus liever noemen – geloofden.
Dr. Mitch Glaser schreef er een boek over: ‘Heroes of the Holocaust: Poland, the Warsaw Ghetto en Yeshua’. In dit aangrijpende boek onthult hij diverse ontroerende geloofsgetuigenissen vanuit het getto.
Terwijl wereldwijd de Holocaust elk jaar in januari wordt herdacht, gebeurt het in Israel en door de Joodse volk wereldwijd in april – op Yom HaShoah, afgelopen donderdag – verbonden aan de opstand in het getto van Warschau van 19 april tot 16 mei 1943. Na 28 dagen van bittere gevechten tussen Joodse mensen en nazi’s, werd het getto ingenomen, maar de heldenmoed van deze gebeurtenis is nog altijd een heel belangrijk deel van de Joodse geschiedenis.
Er is echter maar weinig aandacht in de Joodse geschiedenis voor de verhalen van de duizenden Joden die in die tijd in Jezus geloofden. Wel wordt verteld over Corrie ten Boom en over de Duitse predikant Dietrich Bonhoeffer, maar niet over de gelovige Joodse helden uit die vreselijke Holocaust.
Wist u dat er ten tijde van de Holocaust ongeveer 250.000 Joodse mensen waren die in Jeshoea geloofden? Duizenden van hen zijn omgekomen in het getto van Warschau.
Rachmiel Frydland
Een van de overlevenden van het getto was Rachmiel Frydland. Hij studeerde om rabbi te worden en werd een Messiaanse leraar. Twee jaar voordat de oorlog uitbrak, wat hij tot geloof in Jesjoea gekomen. Hij woonde in Warschau. De stad zuchtte onder de bombardementen. Voedsel werd schaars en water en elektriciteit was er bijna niet meer. Met verscheidene andere Joodse gelovigen in de Messias zette Rachmiel zich in voor de verdediging van de stad. Omdat hij geen wapen wilde gebruiken, deed hij handwerk. Binnen een maand was de weerstand van de stad gebroken en trokken de Duitsers er binnen.
Rachmiel besloot de stad te verlaten en werk te zoeken op een boerderij. Met een certificaat op zak, ontvangen van zijn predikant, liet hij de brandende stad achter zich. Tot hij werd aangehouden door een Duitse soldaat. ‘Ben je een Jood?’
‘Ik overhandigde hem mijn certificaat. Hij keek ernaar en riep: Je bent een Jood. Ik kreeg een schep, hij sloeg mij in mijn maag en ik moest samen met andere Joden kuilen graven voor de dode paarden. Het was mijn eerste aanraking met de brutaliteit van de nazi’s, maar het was nog mild in vergelijking met wat later zou volgen. Die nacht ontsnapte ik in de duisternis. Mijn vrienden ontvingen me met open armen en gaven me voedsel, maar al snel werden meer wetten tegen de Joden uitgevaardigd, zodat ik moest vertrekken.’
‘Toen ik terugkwam in Warschau ontdekte ik dat één van mijn zussen was gestorven aan tyfus en dat er inmiddels een hele muur was gebouwd om de Joodse wijk van de stad. Vanaf november 1940 werden zo’n 500.000 mensen opgesloten in dat Joodse getto, met weinig voedsel en nauwelijks sanitaire voorzieningen. In het volgende jaar stierven ongeveer 45.000 Joodse mensen als gevolg van overbevolking, zware arbeid, uithongering en ziekten.’
Het was onmenselijk, wreed en duivels wat de nazi’s de Joden aandeden. In 1942 werden de meeste Joodse mensen die nog in het kamp over waren, naar de vernietigingskampen getransporteerd. In het getto bleven nog zo’n 60.000 mensen achter.
Volgens Charles G. Roland was er per dag in het getto per persoon slechts 184 calorieën beschikbaar. Hoewel het vrijwel onmogelijk is met zo weinig voedsel te overleven, hield de Joodse bevolking het toch twee jaar vol, door onder andere hulp van buiten en smokkel van voedsel naar binnen.
Rachmiel Frydland vertelt verder dat er aan het eind van 1944 nog 5000 Joden in het getto waren, van de oorspronkelijke 500.000. Hij bevond zich buiten het getto en wist zich te verbergen in verwoeste kerken, op kerkhoven en bij bange vrienden. Door Gods genade wist hij het getto weer binnen te komen en de paar Joodse gelovigen die er nog waren te bemoedigen. Andere Joden die bij die gesprekken waren, kwamen tot geloof in Messias Jezus.
‘Mijn vrienden in het getto drongen er bij op aan weer te vertrekken. Ze waren ervan overtuigd dat God mij tot nog toe had bewaard om later te kunnen getuigen van hun vreselijke lijden in het getto. Ik was één van de laatsten die het getto verliet, voordat de Duitsers kwamen om alles te vernietigen.’
Dr. Ludwig Hirszfeld
Een tweede overlevende was dr. Ludwig Hirszfeld. Ook hij geloofde in de Messias Jezus. In zijn boek ‘The Story of a Life’ vertelt hij dat er in het Joodse deel van Warschau veel mensen werden gedoopt, ouderen en jongeren, zelfs hele families. ‘Ze werden aangetrokken door deze religie van liefde, die voortkwam uit hun eigen volk. Ze werden er ook toe aangetrokken omdat deze religie geen ruimte biedt aan haat.’
Gewoon op straat kwamen de gelovigen samen. Hij schrijft: ‘Gloria in Excelsis Deo. Eer aan God in de hoge en vrede op aarde, in mensen van het welbehagen. Grzybowski Square en Twarda Street verdwijnen. De opgewonden menigte van armen verdwijnt ook. We worden ondergedompeld in de kou en in de sfeer van aanbidding. We concentreren ons op onze gebeden. Niet langer zien we de haters en de moordenaars. We ervaren geestelijke eenheid.
Hoe zou ik van deze monsterlijke mannen hier kunnen houden? Een reden is er niet. Het komt aan op liefde. Liefde is een geschenk van de Geest. Hemelse muziek wordt gehoord. We buigen ons, snikken. Het verschrikkelijke verdwijnt, alles resoneert met Grote Harmonie.’
Hirszfeld beseft dat mensen zich erover zouden kunnen verbazen dat er zoveel Joodse gelovigen in Jesjoea waren in die tijd. Hij wijst erop dat er in de voorgaande eeuwen met name in Oost-Europa een grote inzet was om Joodse mensen te bereiken met het Evangelie. Warschau was aan het begin van de oorlog het geestelijke middelpunt van Messiaanse activiteiten, geeft hij aan.
Het historische boek ‘Sefer Milhamot ha-Getaot’ (Boek van de Getto Oorlogen) van Yitzhak Zuckerman en Mosē Basōq bevestigt dat er in het getto van Warschau inderdaad veel gelovigen leefden.
Hanna Krall, die zelf niet gelovig was, schreef in haar korte Poolse verhaal ‘Salvation’: ‘Toen de Duitsers de kerk wilden ‘reinigen’ van alle christelijke Joden, bleef er slechts één Jood achter: de gekruisigde Jezus. Op een schilderij.’
Tot slot nog enkele opmerkingen van Rachmiel Frydland: ‘Vanuit mijn schokkende ervaringen weet ik dat mensen die de Messias verwerpen in staat zijn de hel op aarde te brengen. Maar God heeft de mensheid zeker niet verlaten. Hij heeft een plan voor iedereen die Hem vertrouwt.
De Bijbel, die mij heeft geleid en gesteund, belooft dat vrede en gerechtigheid de aarde zal vullen wanneer de Vredevorst terugkomt. Hij is de enige hoop voor de mensheid. Ik weet dat Hij zal komen, omdat Hij Zijn grote liefde en Zijn wonderbaarlijke macht aan mij heeft bewezen.’ (Met dank aan ‘One for Israel’ voor deze informatie.)
Dirk van Genderen is columnist, publicist en spreker. Eerder was hij eindredacteur van Visie, het programmablad van de EO. Elke week schrijft hij een nieuwsbrief die ook op z’n site wordt gepubliceerd en elke maand schrijf hij een commentaar in Het Zoeklicht. Bezoek zijn website via de link onderaan dit item.
Dirk van Genderen
© Henk-Jan Oudenampsen
18-04-2015
Samenleving
https://www.dirkvangenderen.nl