Toe Bisjwat, het nieuwjaarsfeest van de bomen, wordt deze maand weer overal in Israël gevierd. De openspringende boomknoppen getuigen van nieuw leven. De natuur ontwaakt, de lente is begonnen. Ton Stier vertelde hier onlangs over in Ommen. Stier: ‘Het bomenfeest wordt gevierd op de 15e van de 11e Joodse maand Sjewat. ‘Toe’ betekent 15 en ‘Bisjwat’ is de grammaticale vervoeging van deze maand.’
Voor Israëlische kinderen is Toe Bisjwat vooral een ‘boomplantdag’. Onder het zingen van liederen trekken ze in optocht naar een stuk grond, waar zij hun eigen meegebrachte boom mogen planten.
Ton Stier: ‘De traditie van Toe Bisjwat is gebaseerd op Leviticus 19:23-26: “Als gij ook in dit land gekomen zult zijn, en alle geboomte tot spijs geplant zult hebben, zo zult gij de voorhuid daarvan, zijn vrucht, besnijden; drie jaren zal het u onbesneden zijn, daarvan zal niet gegeten worden. Maar in het vierde jaar zal al zijn vrucht een heilig ding zijn, tot lofzegging voor de HEERE. En in het vijfde jaar zult gij zijn vrucht eten, om het inkomen daarvan voor u te vermeerderen; Ik ben de HEERE, uw God!”
Heel opmerkelijk dat na binnenkomst in het beloofde land, pas vijf jaar na de nieuwe aanplant, de vrucht ervan gegeten mocht worden. De eerste drie jaar moest het als onbesneden worden beschouwd. Na de besnijdenis was de vrucht in het vierde jaar heilig en bedoeld om de HEERE, als de Bron van het leven, te verheerlijken. Gelovige Joden spreken dan ook nog altijd de dankzegging uit: “Wij danken U, God onze Koning van de wereld, Die de Schepper bent van de vruchten der bomen”. Pas in het vijfde jaar mocht het volk zich aan de vruchten te goed doen.
Over de (vrucht)bomen is het opvallend dat zij eigenlijk als een rode draad door de hele menselijke geschiedenis lopen. Zo luidt al meteen het eerste gebod aan de mens: “Van alle boom van deze hof zult gij vrij eten; Maar van de boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven” (Gen. 2:16, 17).
Merk op dat de nadruk in dit gebod ligt op ‘alle boom’ en ‘vrij eten’. De boom van kennis van goed en kwaad vormde slechts een uitzondering. Helaas vinden we dat niet terug in het antwoord van de vrouw aan de slang: “… van de vrucht der bomen van deze hof zullen wij eten; Maar van de vrucht van de boom, die in het midden van de hof is, heeft God gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, opdat gij niet sterft”. Ze laat het woord ‘alle’ boom achterwege, situeert ten onrechte de boom van kennis van goed en kwaad in het midden van de hof, in plaats van de boom des levens en voegt eigenmachtig een verbod toe: “noch die aanroeren”.
Het is niet moeilijk om een verband te zien tussen de boom van kennis van goed en kwaad en de wet, die God aan Israël had gegeven. Paulus zegt in Romeinen 7:9 (NBG): “Ik heb eertijds geleefd zonder wet; toen echter het gebod kwam, begon de zonde te leven, maar ik begon te sterven (!)”. Was die consequentie al ernstig genoeg, in navolging van Eva voegden de geestelijke leidslieden nog eigen wetten toe: “gebod op gebod, gebod op gebod, regel op regel, regel op regel, hier een weinig, daar een weinig” (Jes. 28:10, zie ook Matth. 23:4). Zelfs toen in Christus de genade Gods heilbrengend was verschenen, bleef de ‘kennis van goed en kwaad’ het hart van hun godsdienstig systeem. Paulus waarschuwt zijn volksgenoten dan ook ernstig: “Want allen, die het van werken der wet verwachten, liggen onder de vloek …” (Gal. 3:10, NBG).
En zo begint en eindigt de Bijbel met bomen aan waterstromen, want we lezen in Openbaring 22:1, 2: “En hij toonde mij een rivier van water des levens, helder als kristal, ontspringende uit de troon van God en van het Lam. Midden op haar straat en aan weerszijden van de rivier staat het geboomte des levens, dat twaalfmaal vrucht draagt, iedere maand zijn vrucht gevende; en de bladeren van het geboomte zijn tot genezing der volkeren” (NBG). Gelukkig hoeven we op dat moment niet te wachten alvorens onze dorst gelest kan worden. Want, zo getuigde de Heere Jezus tot de Samaritaanse vrouw: “zo wie gedronken zal hebben van het water, dat Ik hem geven zal, die zal in eeuwigheid niet dorsten; maar het water, dat Ik hem zal geven, zal in hem worden een fontein van water, springende tot in het eeuwige leven”. Is er een mooiere Toe Bisjwat te bedenken?’
Bewerking toespraak Ton Stier
© Henk-Jan Oudenampsen
07-02-2012
Onderwijs
https://www.israelendebijbel.nl